Maken van een midwinterhoorn

Zoeken van de stam

De midwinterhoorn kent een lange traditie, maar het maken is steeds hetzelfde gebleven.

Twente is een coulissen landschap met veel houtwallen. De maker zoekt in de houtwal een boom of tak, die weer uitloopt uit een oude stam en een lichte kromming heeft. De doorsnede op de dikste kant moet ongeveer vijftien centimeter zijn. De stam is het liefst van elzen-, wilgen- of berkenhout. Deze houtsoorten zijn makkelijk te bewerken, en na het drogen zijn ze ook erg licht in gewicht. Vervolgens moet deze een poosje drogen voor men hem van de bast ontdoet.

Vormen van de hoorn

Dan maakt men met een schaaf en een trekmes de vorm aan de buitenkant. Er wordt een gat van ongeveer 20 mm geboord aan de dunne kant, om de stam daarna in de lengte door te zagen. Beide helften worden met een guts uitgehold tot de wanddikte ongeveer één centimeter is. Hoe gladder de binnenkant, hoe mooier het geluid.

Vervolgens legt men de twee helften op elkaar met een bies op de zaagsnede. Dan neemt men gespleten braamtak en wikkelt dit op meerdere plaatsen om de hoorn en maakt deze vast. Daarna wordt de hoorn in het water gelegd. Hierdoor krimpt de braamtak en het hout en de bies zetten uit. Zo wordt de hoorn op de zaagsnede luchtdicht.

Moderne technieken

Een midwinterhoornblazer wordt vaak bij een put afgebeeld. Dit komt omdat de hoorn nat gehouden moest worden om af te dichten en men de hoorn vaak aan de onderkant van het putdeksel hing. Ook het gewicht van de hoorn speelde een rol.

Tegenwoordig worden de meeste hoorns gelijmd, waardoor nat houden niet meer nodig is en dit de hoorn aanzienlijk lichter maakt. Door het lijmen is het ook niet meer noodzakelijk om de braamtak om de hoorn te wikkelen, maar dit wordt nog wel gedaan om het uiterlijk van de hoorn te bewaren.

Het bouwen van de hoorn kan door moderne technieken ook vergemakkelijkt worden. Denk bijvoorbeeld aan het gebruik van een schuur- en boormachine. Daarnaast zijn er ook de zgn. 'latjeshoorns', waarbij dunne stroken hout in een mal worden gelegd en worden verlijmd. Dit geeft een hoorn met uniforme wanddikte, die over het algemeen makkelijker blaast. Voor deze hoorns is tijdens het demonstratieblazen een aparte categorie.

Blazen bij de put

Vaak wordt gedacht dat blazen boven de put werd gedaan zodat het geluid verder draagt, maar dat is niet het geval. Het had een heel praktische reden: Door het vocht bleef de hoorn erg zwaar. Daarom legde de blazer vaak het uiteinde op de rand van de put, zodat niet het hele gewicht gedragen hoeft te worden.

Mondstuk (hap)

Voor het maken van het mondstuk neemt men een stuk vlierhout van een dusdanige dikte dat deze in het gat aan de dunne kant van de hoorn past. Men snijdt het schuin af en verwijdert het binnenste, zachte gedeelte. Zo ontstaat het mondstuk (de happe). Tenslotte moet men het schuine stuk nog met een mes bewerken, zodat deze goed aansluit op de mond. Nu kan de happe op de hoorn geplaatst worden en kun je erop blazen.